mijn interesses

Interbellum

In 1910 was 'The Great illusion' een bestseller. De auteur ervan, Norman Angell, toonde met instemming van vrijwel alle deskundigen aan dat onderlinge economische afhankelijkheid het uitbreken van een oorlog zou verhinderen. Zijn analyse kreeg enthousiaste bijval van de zakenwereld van die tijd. (John Keegan)

Ondanks ongekende rust en voorspoed in Europa zou slechts vier jaar later een tragedie uitbreken en een erfenis nalaten van een intens rancuneuze politiek die zijn weg 25 jaar later naar onder andere Sobibor zou vinden.

Niemand heeft, tijdens het interbellum, ooit serieus de wedergeboorte van de democratie voorspelt of verwacht als de meest voorkomende regeringsvorm over de hele wereld. Het sterkste argument ten gunste van democratie, dat dit systeem ondanks alles beter is dan enig ander, was niet bepaald geloofwaardig en zelden overtuigend. En zelfs de voorvechters er van schenen er steeds minder vertrouwen in te hebben.

De samenlevingen in Europa waren sterk gepolariseerd; er was geen ruimte voor geleidelijke verandering. De algemene sfeer was dat alles utopisch of radicaal moest zijn.

President Woodrow Wilson beschouwde zichzelf als de man die Europa uit het moeras van de geheime bondgenootschappen en nationalistische machtspolitiek zou trekken. 'The World must be safe for democracy' was sinds 1917 zijn hartenkreet geweest. Maar in de weken die voorafgingen aan de vredesconferentie was het juist het democratische stelsel dat zijn zendingswerk ernstig dreigde te bemoeilijken.

In november 1918 verloor Wilson de verkiezingen voor het Amerikaanse Congres, zodat hij te maken kreeg met een Republikeinse meerderheid. Daardoor slaagde Wilson er niet in zware druk op de Europese geallieerden te leggen om aanzienlijk mildere eisen te stellen aan de verslagen centrale mogendheid.

Een sociale catastrofe was op handen, tegen 1917 was Europa veranderd in een kruitvat klaar om aangestoken te worden.

In februari 1917, tijdens de Russische revolutie, waren de bolsjewieken een obscuur groepje in de marge. Het was een extremistische beweging die zich beriep op een unieke, mystieke band met het volk. Zij waren diep antidemocratisch en alleen zij hadden de wijsheid in pacht. In oktober regeerde zij het land. (Anne Applebaum)

De Oktoberrevolutie zette de meest grootscheepse georganiseerde revolutionaire beweging in gang van de moderne geschiedenis. Dat de Russische revolutie een grote internationale weerslag zou krijgen was wel duidelijk.

De Russische bolsjewieken kregen hoop op een revolutie in West-Europa omdat in Beieren de socialistische republiek werd uitgeroepen gevolgd door de Hongaarse radenrepubliek. Beiden waren maar een kort leven beschoren. In China mislukte de guerrillastrijd van de communisten, via hun legendarische lange mars moesten zij zich terugtrekken.

De internationale crisis van 1929 kwam als een schok. De ernst en de duur van de depressie in de jaren dertig was dramatisch; niet alleen hield zij lang aan maar tevens waren de consequenties voor de bevolking groot. In bijvoorbeeld Nederland liep de werkloosheid ongekend hoog op tot 33% mede door een verkeerde economische politiek.

Alleen in de Verenigde Staten en een zeer beperkt aantal Europese landen leidde de depressie niet tot opschorting of afschaffing van de volksvertegenwoordiging.

Democratieën stortten ineen onder de spanningen van revoluties en contrarevoluties of door binnenlandse conflicten. De onoverbrugbare kloof tussen ideologisch rechts en links, hoe gematigd dan ook, ondermijnde de Oostenrijkse democratie. De Spaanse democratie begaf het onder de zelfde druk. In het Verenigd Koninkrijk maakte men een zeer scherpe ombuiging van Labour naar een nationaal conservatieve regering.

De Weimarrepubliek ging ten onder door het besluit van de rechtervleugel om de parlementair-democratische staat af te schaffen ten gunste van een ondeugdelijke autoritaire staat. (Sebastian Haffner) Dit in combinatie met latente wraakgevoelens, de economische crisis en een massale werkloosheid van 44 procent bracht uiteindelijk de nationaal-socialisten de absolute overwinning.

De eindstrijd in de Weimerrepubliek was niet alleen een strijd tussen democratie en dictatuur maar ook een steeds feller gevoerd gevecht tussen drie varianten van het antikapitalisme.

Al in 1914 werden de eerste plannen ontvouwd om tot een Europese Economische Unie te komen. Pas in 1929 was het de Franse minister Aristide Briand die in een betoog voor de Volkerenbond in Geneve gedetailleerde plannen voor een Europese Unie presenteerde. Het zou nog tot in de jaren vijftig duren tot men naar deze plannen zou teruggrijpen.

Democratie wist tijdens het interbellum maar moeizaam om te gaan met de nieuwe eisen die de massapolitiek met zich meebracht en daardoor (in vergelijking met het communisme, nationaal-socialisme en fascisme) de zwakste partij vertegenwoordigde. (J. van Doorn) Democratische ideeën en instituten faalden in tal van Europese landen.

Daarnaast waren er, door het trekken van willekeurige grenzen, na 1918 opeens nieuwe Europese staten bijgekomen (door de bevrijding van Oost-Europese volken van de heerschappij van Duitstalige dynastieën) en hielden drie rijken (Osmaanse- en Habsburgserijk en het tsaristische Rusland) op te bestaan.

Ook de koloniale wereld begon te wankelen, van Noord Afrika tot India, van Azië tot het Caribische gebied, allen eisten eigen soeveraniteit.

Politiek en openbaar bestuur

'Er is alle aanleiding opnieuw over de staat na te denken. Er is tenslotte reden tot zorg over het gebrek aan (be)sturend vermogen van de staat en over het onvoldoende functioneren van de democratische organen'. (1979, citaat uit het PPA-rapport van de Wiarda Beckman Stichting)

Goed openbaar bestuur is afhankelijk van een goede volksvertegenwoordiging. Ons huidige democratische systeem is bedacht in een tijd dat de meerderheid van de bevolking analfabeet was en is sinds de grondwetswijziging van 1917 (onder andere wijziging van het districtenstelsel en start van algemeen kiesrecht) niet meer wezenlijk veranderd.

Volgens de Franse politicoloog Bernard Manin is er op dit moment een omslag gaande van een partijendemocratie naar een publieksdemocratie. Daarbij speelt personalisering in de politiek een steeds belangrijkere rol. De kiezers hebben deze omslag al gemaakt, de politieke stelsels nog nauwelijks.

Daarnaast lijkt er de laatste jaren sprake te zijn van een afnemend vertrouwen van burgers in politici en falen politici om dit afnemend vertrouwen tegen te gaan.

Een groeiende groep is cynisch toeschouwer aan het worden; het is nu al moeilijk verdedigbaar dat een kwart van de burgers niet stemt, te meer als het gaat om de zwakkeren in de samenleving.

Grote politieke (midden)partijen verliezen hun wortels in de samenleving en onze representatieve democratie oefent weinig controle meer uit op externe politieke machtssystemen.

Ons parlement is zo goed als uitgehold; in plaats van een autonome entiteit is het tot middenbestuur verworden. Mede door de Europeanisering en mondialisering is het niet langer meer dé belangrijkste speler maar één van de vele spelers.

De kloof tussen de wensen en verlangens van burgers en de mogelijkheden van de regering worden hierdoor steeds wijder. Het probleem schuilt onder andere in mondiale processen waar de regering onvoldoende grip op krijgt.

Parlementariërs zien niet meer toe, op de eerste plaats, op naleving van bestaande wetgeving maar worden steeds meer ingeschakeld bij het tot stand komen van nieuwe wetgeving. (Paul Kalma)

De democratie die de volkssoevereinitiet buiten beschouwing laat, is geen democratie. En volkssoevereiniteit betekent dat de kiezer uitmaakt wie regeert en wie niet regeert. (Ed van Thijn)

In 1863 deed de voormalige Amerikaanse president Abraham Lincoln zijn befaamde uitspraak dat democratie neerkomt op ‘government of the people, by the people, for the people’. In welke mate een land democratisch genoemd kan worden hangt dus niet alleen af van de omvang waarin de staat zich laat leiden door de verkiezingsuitslag. Verkiezingen zijn slecht een middel.

Democratie is niet alleen een kwestie van resultaten maar vooral van inspraak; de huidige gelijkstelling van democratie met het parlement is verontrustend. Door uitblijvende initiatieven om burgers betrokken te houden bij de inrichting van ons systeem lijkt de legitimatie daarvan te worden ondergraven; het grootste gevaar voor onze parlementaire democratie is dat burgers zich afzijdig houden en dat het word tot zij ‘van overheid’ en wij ‘van het volk’.

Door het huidige verval van ‘volkspartijen’ en de versnippering van het electoraat die daarmee gepaard gaat, wordt geen duidelijk mandaat meer gegeven en kunnen belangrijke besluiten eigenlijk niet meer worden genomen door gebrek aan draagvlak. En juist macht heeft in een democratisch land een door kiezers verstrekt mandaat nodig. Ik ken geen ander democratisch land waar men met slechts 20 procent van de stemmen de grootste partij kan worden en vind het niet-democratisch dat de kiezer alleen de controlerende macht kan kiezen en niet de wetgevende.

Niet wantrouwen maar te veel vertrouwen in de overheid heeft er de afgelopen vijftig jaar voor gezorgd dat de overheid zich ontpopt heeft tot ‘albedil’. Zij reduceerde burgers tot consumenten van overheidsdienstverlening. Daardoor raakte burgers vervreemd om binnen de sociale samenwerking te zoeken naar oplossingen van maatschappelijke vraagstukken. (Pier Hein Donner)

Burgers moeten dus weer actief verantwoordelijkheid nemen. David Foster Wallace gebruikte de metafoor dat het in de aard van de democratische burger ligt om zich als een blad te gedragen dat niet gelooft in de boom waar het een deel van is.

Een alternatief om burgers meer te betrekken zou kunnen liggen om voorkeursstemmen zwaarder te laten wegen of een gemengd kiesstelsel in te voeren, zoals in Duitsland. De gekozenen moeten in een districtenstelsel meer rekening houden met de achterban over kwesties waar nieuwe vragen nieuwe oplossingen verlangen. Politici zullen dus veel eerder dan nu burgers vragen te participeren en burgers zullen ‘hun’ politici eerder aanspreken.

Ook de invloed van geld kan het constitutionele doel dwarsbomen, al in 1816 verklaarde Thomas Jefferson dat hij ‘de aristocratie van onze goede bedrijven, die het nu al wagen onze regering uit te dagen tot een machtsstrijd en de wetten van ons land tarten, in de kiem te smoren’.

Het is dus hoogst noodzakelijk geld in de politiek te reguleren en te controleren. De wet partijfinanciering is in 2012 aangenomen maar gaat niet ver genoeg. Zo zijn schenkingen aan politieke partijen niet gemaximeerd, blijven giften uit het buitenland toegestaan en gelden regels alleen voor landelijke politieke partijen. Hierdoor blijft het risico op beïnvloeding dus bestaan. Helaas werden voorstellen van Kamerlid Pierre Heijen, mede gebaseerd op aanbevelingen van de Raad van Europa, verworpen.

Ook de Europese Commissie beschrijft in haar anti-corruptierapport dat er in Nederland een onwenselijk situatie ontstaat als bewindslieden na hun vertrek uit Den Haag een hoge positie gaan bekleden in een sector waar zij eerst politiek verantwoordelijk voor waren. Ondanks vragen van het Kamerlid Liesbeth van Tongeren zijn regels tegen belangenverstrengeling niet aangescherpt.

Ons huidig politieke systeem heeft alle uiterlijke kernmerken van een democratie (zoals onafhankelijke rechtspraak, persvrijheid, parlementsverkiezingen, steun voor het parlementaire stelsel etc) maar van binnen verschilt het grondig.

Is het bijvoorbeeld democratisch dat politieke partijen slechts juridisch onderworpen zijn aan de bepalingen van het in het Burgerlijk Wetboek vastgelegde verenigingsrecht die een minimum aan interne democratie beogen?

Gevolg is dat er aan de verkiezingen organisaties of bewegingen mee doen maar die geen partij zijn in de democratische betekenis van het woord. Leden zijn niet welkom of hebben een zeer beperkte ruimte tot inspraak, maar de organisaties of bewegingen spreken wel van een 'verkregen mandaat’. Met deze (gedeeltelijke) ledenloze partijen is democratie maar moeilijk te verenigen; het meest wezenlijke is georganiseerde inspraak en tegenspraak op alle vertegenwoordigende niveaus. Wie zich hier aan onttrekt kiest expliciet voor een autoritair politiek systeem. Juist door intern democratischer te functioneren kunnen partijen een constructieve bijdragen aan het democratisch systeem leveren.

Maar ook fracties moeten democratischer gaan functioneren, zo dienen Kamerleden meer ruimte te krijgen om af te wijken van fractiestandpunten. De toenemende druk op confirmatie van fractiestandpunten staat haaks op het grondwettelijke verbod van stemdwang. Kamerleden welke zich niet conformeren onder druk van fractie of partijtop moeten zich in allerlei bochten wringen en vallen buiten de boot. (een goed voorbeeld hiervan is de affaire rond Theo Joekes of Rob van Gijzel)

Om het wat scherper te zeggen; partijdictatuur is niet minder te duchten dan de tirannie van een enkeling. (Alexis de Tocqueville)

Een consequentie kan zijn dat een Kamerlid zich van een bestaande fractie zal afsplitsen. Het meest ondemocratische voorbeeld was wel de afsplitsing van Gonny van Oudenallen. Een eenvoudige manier om van dit verschijnsel af te komen is om de mogelijkheid te bieden ook op een partij te stemmen in plaats van alleen een voorkeursstem uit te brengen. Mocht een Kamerlid zich toch willen afsplitsen dan moet daarvoor de minimale grens van 75% van de kiesdeler voor nodig zijn.

Daarnaast zijn er 'gekoppelde´ volksraadplegingen; voorstellen tot grondwetswijzigingen worden nu in het laatste kabinetsjaar ingediend. Doordat in de praktijk de volksraadpleging over de grondwetswijziging samenvalt met de Tweede Kamerverkiezingen, verliest de volksraadpleging aan gewicht.

Volgens politiek filosoof Luuk van Middelaar is er een kloof tussen de politiek 'van de regels' en de politiek 'van de gebeurtenissen'. Nederland is vooral bedreven in het eerste, onzekerheid zoveel mogelijk vooraf vaststellen in wetten en beleid. Daardoor weten politici echter moeilijk om te gaan met onverwachte gebeurtenissen als de werkelijkheid een andere richting uitgaat.

Democratie heeft behoefte aan leiderschap om de eenvoudige reden dat democratie buiten inspraak ook behoefte heeft aan uitspraak. Leiderschap dat enkel op macht steunt, ook al werd die democratisch aangereikt, blijkt uiterst wankel.

Het is dus cruciaal dat macht moet worden omgezet in gezag, bekwaamheid en de gave om tot de verbeelding (visies) te spreken.

Zolang ‘wij’ niet aan systeemverandering willen doen zal de legitimatie van ons bestel helaas steeds verder afbrokkelen.

Zoals Al Smith het al zei; All the ills of democracy can be cured by more democracy. Ik zal in mijn mini blog daar nog een keer uitgebreid op terug komen.

Alexis de Tocqueville (1805-1859)

De Fransman Alexis de Tocqueville behoort tot de grootste politieke filosofen aller tijden. Zijn belangstelling ging uit naar de verhouding tussen democratie en aristocratie. Bijna alles wat hij schreef draaide om dat ene onderwerp, heerschappij van het volk en van de weinigen.

Democratie in de zin die de Tocqueville eraan geeft is niet alleen een staatskundig, maar ook een sociologisch, psychologisch en cultureel begrip. Er bestaat niet alleen zoiets als een democratische staat maar ook een democratische overheid, een democratische samenleving en een democratische mens. Deze hangen allemaal aan elkaar samen en zijn van elkaar afhankelijk.

de Tocqueville had vooral bewondering voor democratie vanwege de maatschappelijke gelijkheid voor allen. Democratisch betekend bij hem sociale gelijkheid of preciezer gezegd standsgelijkheid. Standsgelijkheid is het fundamentele principe van de democratie.

de Tocqueville voorzag dat de democratische regeringsvorm zich sterk zou gaan verbreiden, misschien zelfs over de hele wereld.

Hij waarschuwde echter wel voor de schaduwzijden. Zo zouden vrijheid en gelijkheid op gespannen voet met elkaar staan. Een te grote vrijheid gaat ten koste van de gelijkheid, maar andersom geldt hetzelfde.

Ook waarschuwde de Tocqueville dat de moderne democratie uiteindelijk kan verzanden in mild despotisme. Onder mild despotisme verstaat hij een onbeheersbare, centrale en bureaucratische overheid die een individualistische samenleving in toom probeert te houden. De paradox is dat door te veel overheidsbemoeienis juist een toenemende individualistische samenleving zal ontstaan, welke door gebrek aan lust nog te participeren, steeds meer bureaucratie en controle over zich afroept. Democratie is dus volgens de Tocqueville alleen mogelijk door actieve samenwerking.

In de meest tot de verbeelding sprekende (profetische) passage beschreef de Tocqueville hoe het met de ziel van de mens gesteld zou zijn onder een schijnbaar welwillende, democratische regering, die zich inspande voor het geluk van de mensen, ‘maar verkoos om de enige bewerker en enige arbiter van dat geluk te zijn’. Een dergelijke regering zou ‘de mensen voorzien van wat zij nodig hadden, hun genoegens bevorderen, hun voornaamste zorgen regelen’. Wat restte er nog dan ‘hun de last van het denken en de moeite van het leven te besparen’? Zodra dit gebeurt, zal ‘de wil van de mens niet vernietigd worden, maar hij zal verweekt zijn, bijgebogen en bijgestuurd’.

De mensen zullen niet gedwongen worden om te handelen, maar verhinderd worden om te handelen; de overheid zal een volledig menselijk bestaan niet kapot maken maar verhinderen. Zij zal niet tiranniek zijn, maar ‘een volk verzwakken, uitblussen en afstompen’.

In China is op dit moment het boek 'L’Ancien Régime et La Révolution' uit 1856 erg populair. Het geeft een beschrijving over de neergang van de Franse monarchie in de aanloop naar de revolutie van 1789. Intellectuelen in China spreken naar aanleiding van deze sociaal economische analyse over een toekomstig 'Tocqueville-moment’; het ogenblik waarop de middenklasse dermate teleurgesteld is in het presteren van de overheid, dat ze in opstand komt.

Zijn grootste werk 'Over democratie in Amerika' is gebaseerd op een rondreis welke de Tocqueville maakte in 1831-1832. In 'de nieuwe wereld' trof hij een samenleving aan die gelijkheid en individuele vrijheid met elkaar wist te combineren, iets wat in Europa op dat moment ondenkbaar was.

de Tocquevilles observaties en inzchten hebben niet alleen de tand des tijds doorstaan; ze zijn actueler en waardevoller dan ooit.

John Locke (1632-1704)

De Britse filosoof John Locke is de filosoof van de vrijheidsrechten en van de rechtstaat. Tijdens zijn ballingschap in Nederland reageerde Locke op het staatsabsolutisme, welke hij in Engeland ontvlucht was, door een scherp onderscheid te maken tussen de taken en het machtsbereik van de staat en het heil van de individuele burger waarop de staat nooit en te nimmer invloed mag hebben en dat hij alleen in schijn kan sturen.

Volgens Locke berust de staat op een sociaal contract tussen vrije mensen onderling die tot doel heeft de oorspronkelijke rechten van de mensen op leven, vrijheid, integriteit en eigendom te waarborgen. Binnen de staat kan niemand vrijgesteld zijn van haar wetten. De staat mag slechts regeren met de instemming van het volk of van zijn afgevaardigden en dankt zijn ontstaan en macht aan de gezamenlijke wil van de burgers om deze rechten te beschermen.

Overschrijdt de staat de grenzen van deze opdracht, dan ontbindt zij zichzelf en keert de bevoegdheid terug naar de burgers. De burgers zijn dan gerechtigd een nieuwe regering te kiezen die beter aan haar doel beantwoord. Burgers staan hun vrijheid dus niet af aan de regering, de soevereiniteit blijft bij het volk.

Lockes denkbeelden hebben een grote invloed gehad tijdens de revoluties in Amerika en Frankrijk en bij de Nederlandse patriottenbeweging. In de discussies over de grenzen van de overheidstaken blijven zijn gedachten actueel.

In vogelvlucht een stap terug in de tijd

In Dordrecht begon feitelijk de zelfstandige Nederlandse staat. Nadat de watergeuzen Den Briel innamen deed Dordrecht mee met opstand tegen koning Filips II. Als eerste stemhebbende stad van Holland schreef Dordrecht een geheime Statenvergadering uit. In 1572 kwamen gezanten van twaalf opstandige steden van Holland bijeen in het Hof (Statenzaal). Ze besloten op deze eerste vrije Statenvergadering de Prins van Oranje te steunen en de opstand tegen Spanje te coördineren. In 1575 werd in het Hof door de Staten van Holland en Zeeland een grondwet vastgesteld, de Unie van Dordrecht. In 1579 besloten de overige Noordelijke Nederlanden Holland en Zeeland te steunen. De basis van de Republiek der Verenigde Nederlanden was gelegd.

De Republiek (1579-1795) bestond uit zeven provincies die afzonderlijk werden bestuurd door de Staten. Deze Staten bestonden uit afgevaardigden van de drie standen uit de provincie. Om tot gemeenschappelijke besluitvorming te komen, kwamen afgevaardigden van de verschillende Staten naar Den Haag; de Staten-Generaal. Na de Franse revolutie in 1789 maakten opstandige burgers en Franse troepen een einde aan de Republiek en in 1795 werd de Bataafse Republiek gesticht en werden voor het eerst vrije verkiezingen gehouden. Nadat de Fransen in 1813 het land hadden verlaten kwam de inrichting van het politiek systeem op de agenda te staan. In 1815 kwam er een tweekamerstelsel; de een ontwierp wetten en de ander bekrachtigde ze. Na eerst wat kleine wijzigingen kwam in 1848 een volledig nieuwe grondwet tot stand en werd de macht van de Koning Willem II aanzienlijk ingeperkt. Daarnaast maakte de grondwet een einde aan de politieke rechten van de in 1814 weer in het leven geroepen standen en moesten ministers verantwoording afleggen aan het parlement en niet meer aan de koning.

Met de grondwet van 1848 leek de Nederlandse politiek nog lang niet op die vandaag. Pas later formuleerden Kamerleden al doende de politieke spelregels. De wortels van grondwetsherziening liggen in de Bataafse tijd. In 1798 experimenteerden direct gekozen volksvertegenwoordigers in de Nationale Vergadering al driftig met bijvoorbeeld moties en interrupties.

De herziening van 1917 bracht het algemeen mannenkiesrecht in de grondwet en werd ieder beletsel voor vrouwenkiesrecht verwijderd. Daarbij werd het districtenstelsel gewijzigd in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging.

Tuinieren

Wat is er nu meer ontspannen dan van een stukje grond een mooie tuin te maken waar je je helemaal in kwijt kan? Zaaien, planten en snoeien, in de buitenlucht met je handen aan het werk en je ziet gelijk resultaat van je inspanning!

Tuinieren

Ieder seizoen heeft z’n eigen werkzaamheden, en zelfs in de winter is er nog genoeg te doen.